Misschien is het je wel eens opgevallen: als je een lange autorit maakt, is de voorruit van je auto aan het eind van de rit niet meer besmeurd met insecten, zoals toen je nog een kind was. Het geluid van vogels en kikkers in het bos is niet meer zo oorverdovend als vroeger. Het koraalrif waar je met snorkelen over bent opgegroeid, lijkt nu minder kleurrijk en levendig dan in je herinneringen.
Of misschien is het proces te stil geweest, te ver weg van uw dagelijkse leven, om het in realtime te kunnen zien. Maar waar ter wereld je ook woont, het gebeurt: de pulserende rijkdom van de levensboom op deze planeet is aan het verwelken, waarbij sommige takken uitdrogen en volledig afbreken.
Dit afsterven staat bekend als de biodiversiteitscrisis, en het versnelt snel zolang je leeft. Alarmerend vaak is onze soort de schuldige: een recente studie ontdekte dat groepen diersoorten 35 keer sneller verdwijnen dan verwacht als gevolg van menselijke activiteit, of het nu gaat om het verbranden van fossiele brandstoffen die de planeet verwarmen om onze steden van stroom te voorzien, het kappen van bossen om voorsteden te bouwen, of het omzetten van leefgebieden voor wilde dieren in landbouwpercelen.
Tegenwoordig is 48% van de soorten in de wereld dat afnemend. Dat wordt gedacht een miljoen dier- en plantensoorten worden met uitsterven bedreigd (om maar te zwijgen van het onderbelichte koninkrijk der schimmels). Elke soort die van de kaart is geveegd, vertegenwoordigt millennia van evolutionaire processen, die veel sneller zijn uitgeroeid dan ze kunnen worden vervangen.
Maar zelfs voor mensen die niet geneigd zijn te rouwen om de ondergang van de Tasmaanse tijger, de Mexicaanse vaquita of de eenvoudige regenworm uit Lake Pedder, zou het uitsterven van de tijger een reden tot ongerustheid moeten zijn, al was het maar uit eigenbelang. Ons eigen bestaan is afhankelijk van het rijke aanbod van andere levensvormen op aarde, van de planten die ons van zuurstof voorzien, tot de schimmels die voedingsstoffen in de kringloop brengen, tot de insecten die ons voedsel bestuiven.
Zoals EO Wilson ooit zet het“Als we insecten alleen, alleen die groep alleen, op deze planeet zouden uitroeien – wat we hard proberen te doen – zou de rest van het leven en de mensheid daarmee grotendeels van het land verdwijnen. En binnen een paar maanden.”
Dus hoe moeten we leven in het licht van de overweldigende ecologische dood die alle levendige soorten waarmee we deze planeet delen bedreigt, van het kleinste insect tot de meest torenhoge boom?
Op een warme zomerdag, met krekels die uit het gras sprongen en de herinnering aan een recent bezoek van een gordeldier nog vers in mijn geheugen, ging ik zitten om die vraag te bespreken met twee mensen die de publieke verbeelding rond uitsterven en onze relaties met andere soorten hebben gevormd. : Elizabeth Kolbert en Craig Foster. Kolbert is stafschrijver bij de New Yorker en de auteur van het met de Pulitzerprijs bekroonde boek Het zesde uitstervenmisschien wel het meest definitieve werk over dit onderwerp in de Engelse taal. En Foster is een van de filmmakers achter en hoofdpersoon van de Oscarwinnende documentairefilm Mijn octopusleraarwaarin zijn relatie met een octopus in het kelpbos vlakbij zijn huis aan de kust van Zuid-Afrika werd beschreven, evenals de auteur van het nieuwe boek Amphibious Soul: het vinden van het wild in een tamme wereld.
We ontmoetten elkaar virtueel in drie tijdzones om uitsterven, verwondering en het gewicht van het leven in het Antropoceen te bespreken.