Stéphanie
In de Mahayana-tradities, waartoe ook Zen behoort, wordt veel minder nadruk gelegd op menselijke reïncarnatie en veel meer op een verlevendigde wereld – een kringloop van materiaal en geest in elk aspect van de bredere organische en anorganische wereld. Zen staat vooral bekend om het kijken naar bergen en water: bergen die ontstaan en vervolgens eroderen en fietsen, en hetzelfde met water. Er is een gevoel dat elke vorm van bestaan zich in verschillende stadia van worden en vergaan bevindt. Als je die mentaliteit van de vloeibaarheid van het bestaan aanneemt, is het heel dynamisch. Het is erg energiek. Niets is nog. Dit is dus een soort les om dat echt te bestuderen. En je kunt je eigen dood en je eigen bestaan bestuderen als een zeer scherpe, relevante en vrij gemakkelijk verkrijgbare lering.
Veel Zen-leringen plaatsen je oog in oog met de overtuiging dat je blijvend bent. En om echt te begrijpen dat dit sleutelkenmerk van de hele werkelijkheid vergankelijkheid is. Dat werkt heel goed in de natuurlijke wereld, met een ecologisch wereldbeeld, dat de kringloop van koolstof, de kringloop van water, de kringloop van bossen bestudeert, en nu natuurlijk kijkt naar een aantal versnelde processen als gevolg van de klimaatverandering, met enkele ecosystemen die diep bedreigd. Ik ben groot in het lezen van geologie, dus ik krijg een enorm perspectief van wat er nog meer wordt gefietst en gereïncarneerd. Hele bergketens, hele stroomgebieden. Ik probeer te begrijpen waar ik leef als een geheel van deze processen, van ecologische geeststromen, geologische geeststromen. De metaforen en de inzichten gebruiken en ze overal zien.