INHOUD:
Je werk wordt vaak als 'cartoon' beschouwd, maar ik denk dat dat alleen maar komt door het tekstelement. Als je ze in het echt ziet en de grootte ervan ziet, wordt dit enigszins ontkracht. Hoe vind je het om kunstenaar te zijn en je werk te categoriseren?
GB:
Ten eerste ben ik absoluut tegen elke vorm van hokjesdenken, omdat het mensen ervan weerhoudt je kunst op een directe manier te ervaren. Ik bedoel, toen ik opgroeide, wist ik nooit wat beeldende kunst was en wat 'lagere' kunst was, ik beschouwde het gewoon als goed of slecht. Dus die barrière had ik niet. Die vrijheid waardeer ik enorm, en als mensen je dan in hokjes gaan plaatsen, vernietigt het je vermogen om op dit niveau verbinding te maken.
Het andere aan tekenfilms is dat ze meestal politiek of actueel zijn, en ik wil op de een of andere manier gewoon een verhaal vertellen met het onderschrift. Voor mij moet de persoon die naar (mijn werk) kijkt dit op de een of andere manier uitzoeken en er zelf wijs uit worden, op de manier waarop ik als kind naar de wereld keek. Ik probeerde erachter te komen: 'Waarom is dat grappig, waarom is dat niet grappig, en hoe werken deze dingen?' Ik wil dat mensen in die positie van totale verbazing verkeren als ze iets zien, en alleen dan kunnen ze dat echt ervaren, die bliksemschicht, die herkenning, dat is een fantastisch gevoel.
INHOUD:
Veel van je werk is daarin te zien geweest De New Yorker en is erg populair in Amerika. Waarom denk je dat het Amerikaanse publiek weerklank heeft gevonden in jouw vaak typisch Britse scènes?
GB:
Dat is precies waar ze het leuk vinden. Ik bedoel, in Frankrijk is het hetzelfde. Ze denken op dezelfde liefdevolle manier aan mij als Agatha Christie of Sherlock Holmes, of aan een rode pilaardoos. Ze houden van kerken, handgemaakte schoenen, brogues. Dus ik pas een beetje in hun idee van wat Engelsheid is. En zeker ook de Amerikanen, zij hebben een idee van wat voor idioten de Engelsen zijn, dus ik denk dat ze gecharmeerd zijn van deze iets minder serieuze benadering van Engelsheid.