Napsters lessen voor het AI-tijdperk


Blijf op de hoogte met gratis updates

De schrijver is directeur van het AI- en geopolitieke project aan het Bennett Institute for Public Policy, Universiteit van Cambridge en auteur van 'AI heeft je nodig'

Vijfentwintig jaar geleden leidde het programma voor het delen van bestanden van een student tot een oorlog die de muziekindustrie bijna verwoestte. In 1999, terwijl platenmanagers zich concentreerden op de lucratieve cd-markt, ontketende Napster van Shawn Fanning een digitale revolutie. De opkomst en ondergang ervan is een waarschuwend verhaal voor de creatieve industrieën en bedrijven op het gebied van de kunstmatige intelligentie die momenteel in oorlog zijn.

Napster bood muziekfans iets onweerstaanbaars. Digitale muziek betekende niet alleen directe toegang tot vrijwel elk nummer, maar ook de mogelijkheid om te kiezen hoe ze het hoorden. Luisteraars konden afspeellijsten samenstellen voor verschillende genres. Het was een voorloper van de streamingervaring die we vandaag de dag kennen.

Maar platenbestuurders wezen het potentieel van digitale muziek grotendeels af en slaagden er niet in te innoveren of compromissen te sluiten. Op een gegeven moment lag er een deal op tafel voor grote labels om een ​​aandeel van 60 procent in Napster te delen. Maar de deal mislukte en de bedrijven klaagden Napster uiteindelijk aan tot faillissement.

Platenmaatschappijen wonnen de strijd, maar de oorlog niet. Hun onverzettelijkheid liet een vacuüm achter. Zelfs nadat Napster in 2001 werd gesloten, ging de piraterij van digitale muziek door. Toen kwam Apple's iTunes. Voor platenmaatschappijen was het vragen van 99 cent per nummer beter dan dat piraten het gratis weggaven. Maar labels ontvingen niets van de lucratieve iPod-verkopen, die omhoogschoten dankzij de nieuw beschikbare legale digitale muziek. Een muziekjournalist zei dat “labels hun digitale muziekactiviteiten weggaven aan Steve Jobs”.

AI-bedrijven en creatieve industrieën die momenteel strijden om het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken moeten dit opmerken.

Generatieve AI-bedrijven beweren dat een juridisch concept genaamd ‘redelijk gebruik’ van toepassing is op de inhoud die ze gebruiken. Microsoft-topman Satya Nadella vergelijkt de training van AI-modellen met de manier waarop mensen uit schoolboeken leren en die kennis vervolgens gebruiken om nieuwe ideeën te creëren.

Maar kunstenaars beweren dat dit hun intellectuele eigendom schendt en willen compensatie voor het gebruik van hun werk door bedrijven die generatieve AI-modellen trainen. Onlangs ondertekenden meer dan 30.000 artiesten, waaronder Björn Ulvaeus van ABBA en Thom Yorke van Radiohead, een open brief waarin het gebruik van trainingsgegevens zonder licentie voor de modellen “een grote, onrechtvaardige bedreiging” voor het levensonderhoud van kunstenaars werd genoemd. Kunstenaars als Ulvaeus en Yorke zijn zelf vernieuwers en hebben nieuwe technologie al lang omarmd. Het onvermogen van de technologiesector om de creatieve economie te raadplegen en te begrijpen, heeft potentiële bondgenoten in tegenstanders veranderd.

In tegenstelling tot het Napster-tijdperk wordt dit keer niet alleen de muziek beïnvloed. De New York Times klaagt OpenAI aan, net als de Authors Guild. Penguin Books heeft aangekondigd dat het een waarschuwing gaat toevoegen aan copyrightpagina's die het gebruik ervan in AI-trainingsgegevens verbiedt. Maar om te laten zien hoe uiteenlopend de opvattingen zijn, heeft News Corp overeenkomsten gesloten met een AI-bedrijf, OpenAI, terwijl het Perplexity, een ander AI-bedrijf, aanklaagt.

Robert Downey Jr bereidt juridische bescherming voor tegen nabootsing van AI na zijn dood (hoewel de aankondiging van een door AI gegenereerde Michael Parkinson-podcast laat zien dat beroemdheden die al zijn overleden de kans hebben gemist om soortgelijke grenzen te stellen).

Regeringen over de hele wereld hanteren ook radicaal verschillende benaderingen van deze strijd. Singapore heeft een aantal AI-trainingen toegestaan ​​zonder beperkingen op het auteursrecht, terwijl de Amerikaanse regering tot nu toe de rechtbanken laat beslissen. Groot-Brittannië probeert beide partijen tevreden te houden met plannen voor een “opt-out”-modelmaar daarbij bevalt het misschien geen van beide.

Er zijn enkele marktoplossingen in opkomst. Organisaties, inclusief diefstalproberen samen te werken met AI-bedrijven, licentieovereenkomsten te sluiten en te experimenteren met de technologie. Artiesten en hun vertegenwoordigers kunnen ook bestaande contracten gebruiken en deze bijwerken voor het generatieve AI-tijdperk.

Nu deze kwesties via contracten, rechtbanken en wetgevers worden uitgewerkt, moeten beide partijen de verleiding tot polarisatie weerstaan.

Creativiteit en technologie zijn altijd hand in hand gegaan. De technologie-industrie kan leren van de hoogmoed van Napster en op een zinvolle manier samenwerken met makers. Op hun beurt kunnen de creatieve industrieën hun eigen lessen trekken uit de saga door eerder rekening te houden met de onomkeerbare verandering die generatieve AI heeft gebracht en door de nieuwe technologie te omarmen.

Het alternatief is een herhaling van het verloren decennium van de muziekindustrie: jaren van rechtszaken en gemiste kansen waar geen van beide partijen voordeel uit haalde. Het beste antwoord voor de hedendaagse creatieve industrie en AI-bedrijven is proberen samen aan de toekomst te bouwen.



Source link