De meest flagrante historische onnauwkeurigheid in 'Gladiator 2' zou de film op zijn kop hebben gezet


Geen van beide „Gladiator“ noch het filmische vervolg maakt zich vooral zorgen historisch feit. Om te beginnen was keizer Marcus Aurelius niet van plan de republiek te herstellen. Gladiatorengevechten waren weerzinwekkende uitingen van wreedheid, maar… ze eindigden niet altijd in de dood. En de Romeinen maakten geen beenwitte beelden; ze schilderden ze met een scala aan kleuren.

Maar ik ben vooral geïnteresseerd in de manier waarop de twee films een verkeerd beeld geven van de manier waarop Romeinse gladiatoren en hun lichamen door hun republieksgezinde tijdgenoten werden bekeken.

In de films weerspiegelen de gespierde biceps van gladiatoren Maximus en Lucius ‘kracht en eer’ – om het motto te herhalen van de franchise – terwijl elk van deze helden vecht om toegeeflijke keizers omver te werpen en om de Romeinse republiek te herstellen met haar traditionele politieke waarden van vrijheid en zelfbeheersing.

Maar zoals ik in mijn boek bespreek: “Vitruviusman: Rome in aanbouw”, vertegenwoordigde de gladiator iets heel anders. De beroemdste martelaar van de Romeinse Republiek – Marcus Tullius Cicero – gebruikten de lichaamsbouw van gladiatoren niet om de dappere helden van de republiek te eren, maar om hun opgeblazen spieren te bespotten als de belichaming van amorele tirannie.

Vijanden van de Republiek?

Cicero's carrière werd gekenmerkt en gemaakt door de constitutionele crises die de laatste decennia van de Romeinse republiek kenmerkten. In verschillende van zijn toespraken uit die periode typeerde hij de vijanden van de republiek als gladiatoren.

In de zogenaamde tweede Catilinaire samenzwering uit 62 BCE, Lucius Sergius Catilina, ook bekend als Catilinaprobeerde een staatsgreep te plegen nadat hij zijn campagne had verloren consul worden. Het hoogste ambt van Rome, een consul, was grofweg het equivalent van een Amerikaanse president, behalve dat hij een jaar naast een andere consul diende, waarbij elke consul dezelfde politieke macht uitoefende.

Cicero, die dat jaar zelf consul was, maakte geen enkele indruk in zijn toespraken, die allemaal waren gebaseerd op het idee dat de toekomstige usurpator Catilina – hoewel van adellijke afkomst – een vijand was omdat hij omging met ‘de criminelen van de gladiatorenscholen’. .”

De echte verdedigers van de Romeinse waarden – althans volgens Cicero – wisselden scherpe woorden in de Romeinse senaat. Catilina daarentegen ‘trainde’ zijn bovenmenselijke fysieke hardheid om ‘belediging’ en ‘slechtheid’ toe te brengen aan de republiek, haar instellingen en haar vrijheden, terwijl ze een dolk hanteerde, het wapen van misdadigers en moordenaars.

Een paar decennia later, toen de Romeinse Republiek ongekende politieke macht had gekregen in de handen van drie mannenCicero zette de figuur van de gladiator opnieuw in als verontrustend symbool.

Deze keer gebruikte hij het om een ​​van deze drie ‘triumvirs’ aan te roepen: Marcus Antoniuswiens latere bondgenootschap en geflirt met Cleopatra hem niet alleen tot een vijand van de Romeinse republiek maakte, maar ook tot een vijand van de Romeinse identiteit zelf.

In zijn roodgloeiende tweede Filippijnse – een van de veertien scheldwoorden gericht tegen Antony – Cicero zette de schijnwerpers op Antony's ruige, gladiatorenlichaam en zijn monsterlijke vermogen tot genotzucht. Dit was een schande die niet geschikt was voor de Romeinse bevolking, en het was in strijd met de traditionele waarde van zelfbeheersing in het Romeinse politieke leven:

„Jij! Met je nek, je zijkanten, je harde gladiatorenlichaam: je hebt op de bruiloft van Hippia genoeg wijn gedronken dat je het de volgende dag allemaal in het zicht van het Romeinse volk moest overgeven.

Maar afgezien van het simpele feit dat de meeste gladiatoren tot slaaf waren gemaakt – en om die reden door de elites werden geminacht als sociale verschoppelingen – er is nog een reden voor de prevalentie van dit beeld in de Romeinse politieke taal.

Karikatuur als karakter

Om deel te nemen aan de Romeinse politieke cultuur was training in retoriek en welsprekendheid vereist.

Hoewel er een groot deel van de oratorische training werd gegeven door jezelf naar het voorbeeld van je leraren te modelleren, zag de eerste eeuw v.Chr. een toestroom van invloedrijke retorische leraren uit Griekenland en een hausse in wat losjes retoriekboeken zou kunnen worden genoemd. Deze handleidingen bieden niet alleen theoretische discussies over wat een goede toespraak is, maar onthullen ook veel over de Romeinse waarden.

Boeken als de anonieme “Retoriek voor Herennius”, dat in de beginjaren van Cicero's politieke carrière circuleerde, wemelde van voorbeelden van hoe je de oppositie in een rechtbank kunt karakteriseren.

De auteur – zoals Cicero in zijn eigen werk schreef: “Over retorisch brainstormen” – benadrukte dat discussies over fysieke kenmerken niet alleen eerlijk spel waren; ze werden vrijwel verwacht als een manier om het deugdzame – of wrede – karakter van een eiser of gedaagde te benadrukken.

Een mooi uiterlijk kan bijvoorbeeld gunstig worden gebruikt om te laten zien hoe de zegeningen van de natuur bijdragen aan de deugd van een cliënt zonder tot trots te leiden. Wanneer ze op een ongunstige manier worden gekarakteriseerd, kunnen diezelfde knappe looks een product zijn van de ijdelheid en genotzucht van de tegenstander.

Meer met het zwaard: volgens de auteur van 'Rhetoric for Herennius' kunnen kwaliteiten van snelheid en kracht worden benadrukt om 'respectabele training en inspanning' te tonen als ze met mate worden gedaan. Maar als je een tegenstander wilt neerhalen, kan de redenaar “zijn gebruik van (snelheid en kracht) vermelden, wat elke gladiator kan hebben dankzij dom geluk.”

Kracht? Zeker.

Eer? Hangt af van wie je het vraagt.

Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op Het gesprek door John M. Oksanish aan de Wake Forest University. Lees de origineel artikel hier.



Source link

Kommentieren Sie den Artikel

Bitte geben Sie Ihren Kommentar ein!
Bitte geben Sie hier Ihren Namen ein